Het bewonersbedrijf: een buurtinitiatief wat zichzelf draaiende houdt met een gezond verdienmodel. In Nederland zien we er steeds meer, in vrijwel iedere hoek van het land. En, deze bewonersbedrijven maken positieve impact op hun buurt. Bij uitstek een goede partner voor de gemeente dus. Of gemeenten inspelen op deze groeiende beweging aan bewonersbedrijven, zochten we uit. We bekeken de collegeakkoorden van de 44 grootste gemeenten in Nederland.
Ondersteunen van bestaand initiatief
Om te beginnen: in alle collegeakkoorden zien we de woorden ‘bewonersinitiatief’ of ‘inwonersinitiatief’ terugkomen. Gemeenten zien dat bewoners op eigen initiatief vraagstukken oplossen in hun buurt, dwars door beleidsdomeinen heen. Zo combineren ze bijvoorbeeld het groenonderhoud met het bieden van werk aan bewoners die aan de kant staan.
In dat licht is het niet verrassend dat veel akkoorden hier woorden aan wijden, zoals gemeente Arnhem: ‘We gaan meer vanuit het perspectief van inwoners werken en minder vanuit de wijze waarop onze ambtelijke organisatie is georganiseerd.’ of gemeente Emmen, die stelt dat: ‘Onze ambtenaren stellen zich uitnodigend op naar initiatiefnemers, zien het initiatief als mooie kans, spreken af op locatie en kijken met een brede blik naar hun plannen vanuit de houding: ‘Ja tenzij…’ Ambtenaren adviseren vanuit een integrale en multidisciplinaire afweging over een initiatief. Zij toetsen initiatieven op hoofdlijnen waar het kan en op details waar het moet.’
Waar bewonersinitiatieven veel aandacht krijgen in de akkoorden, geldt dat voor het nieuwere begrip ‘bewonersbedrijf’ veel minder. We vinden er een paar, waaronder in het Alkmaarse akkoord: ‘We evalueren het beleid om van wijkcentra, buurthuizen en dorpshuizen ‘bewoners-ondernemingen’ te maken. We kijken wat er nodig is om deze voorzieningen voor wijkbewoners in de toekomst op peil te houden en hoe we wijkcentra multifunctioneel kunnen maken door er bijvoorbeeld ook zorgaanbieders als buurtzorg, fysiotherapeuten of diëtisten in te huisvesten, of een kleine bibliotheek.’
Aanjagen van meer moois
Aansluiten bij plannen van initiatiefnemers: het is een manier om bewoners verder te helpen. Andere aanpakken die meer het buurtleven meer aanjagen bestaan ook, bijvoorbeeld met het uitdaagrecht.
Het uitdaagrecht — ook wel Right to Challenge genoemd — is een aanpak waarbij bewoners hun gemeente kunnen uitdagen om gemeentelijke taken (en het budget dat daarbij hoort) over te nemen. In onze analyse zien we dat één op de vier gemeenten het uitdaagrecht opneemt in haar coalitieakkoord. Zo schrijven ze in Alphen aan den Rijn: ‘Via het uitdaagrecht (Right to Challenge) kunnen inwoners individueel of als groep bij de gemeente een alternatief voorstel indienen voor bijvoorbeeld de uitvoering van een collectieve voorziening in het kader van de Wmo of het onderhoud van een park, sportveld of andere maatschappelijke voorziening. Het doel hiervan is om inwoners de rol van samenwerkingspartner te geven, waarmee inwoners dus meer zeggenschap over hun eigen leefomgeving krijgen.’
Manieren om bewonersbedrijven aan te jagen en te ondersteunen komen we ook tegen, zoals in Groningen, Leeuwarden en Arnhem. Zo start wijkbedrijf Bilgaard samen met Dreamfabryk en de gemeente Leeuwarden met resultaatfinanciering. Dit betekent dat de uitvoerders worden uitbetaald als bewoners zelf vinden dat ze stappen hebben gezet op hun eigen doelen. De bedoeling is dat geld hiermee effectiever en duurzamer besteed wordt.
Vastgoed als strategisch middel
Ontmoetingsplekken zijn cruciaal, zo onderschrijven 26 van de 44 gemeenten. Daar is alleen wel vastgoed voor nodig, en de toegang voor initiatieven is daarbij niet vanzelfsprekend. Afgelopen decennia werd maatschappelijk vastgoed steeds vaker afgestoten en verkocht tegen marktprijs. Niet onbekend is ook de toenemende waarde van vastgoed die gemeenten doorrekenen in hogere huurprijzen. Organisaties die de huur of de aankoop niet kunnen betalen en plekken, verdwijnen daardoor uit de buurt.
Over vastgoed en het strategisch inzetten voor ontmoetingsplekken zien we niet veel terug in de akkoorden. Arnhem, Haarlem en Utrecht vormen een uitzondering hierop. Zo valt te lezen in het Utrechtse akkoord: ‘Verkoop van maatschappelijk vastgoed doen we niet meer, tenzij het bijdraagt aan in dezelfde wijk creëren van maatschappelijk vastgoed. Hierbij vinden we het belangrijk om bewoners(organisaties) daadwerkelijk een gelijk speelveld te geven ten opzichte van commerciële partijen. Bij verkoop gunnen we niet op de hoogst geboden prijs alleen, maar kijken we ook naar de grootste maatschappelijke meerwaarde.’
Eerder initieerden elf partijen al de oprichting van een fonds dat de toegang tot vastgoed voor bewonersbedrijven eenvoudiger moet maken. De intentieverklaring hiervoor werd getekend in Het Wijkpaleis: een Rotterdams toonbeeld van hoe groot bewonersbedrijven in Nederland al kunnen worden. De overheid ontbreekt nog in deze coalitie.
De opmars verdient een plek
Er is al veel aandacht voor bewonersinitiatieven te bespeuren in het merendeel van de akkoorden. Bewonersbedrijven hebben daar in de meeste gevallen nog geen plek in. Zonde, want de opmars van bewonersbedrijven betekent al veel voor buurten. Alleen om die reden zouden bewonersbedrijven een plek verdienen in ieder coalitieakkoord. Iedere buurt gunnen we tenslotte meer leefbaarheid.
Met het landelijke programma Ondernemen met je Buurt ondersteunen we de komende twee jaar initiatiefnemers en ambtenaren bij het starten of samenwerken met een bewonersbedrijf. Het project wordt uitgevoerd door LSA Bewoners en Social Enterprise NL en is mogelijk gemaakt door de Postcode Loterij. Kijk hier voor ons huidige aanbod aan trainingen.
Benieuwd hoe je dit als gemeente een plek kunt geven in jouw beleid? We denken graag met je mee!